Evy Dhaene
Boek 2, titel 3 “Relatievermogensrecht” nieuw Burgerlijk Wetboek
Toepassingsgebied
Met deze nieuwe wet wordt titel 3 van boek 2, zijnde het Relatievermogensrecht, ingevoerd. Het gaat enkel over het (secundair) huwelijksvermogensrecht, recentelijk gewijzigd met de wet van 22 juli 2018 (artn. 1387-1474/1 oud BW). Het gaat dus niet over het samenwoningsrecht.Titel 1 en 2, voorbehouden voor Personen en Familie, volgen pas op een later ogenblik. Het primaire huwelijksvermogensrecht valt er dus op heden ook niet onder.
De wetgeving betreffende het Centraal Register voor Huwelijksvermogensovereenkomsten wordt geïntegreerd in boek 2.
Structuur
De regels omtrent het secundair huwelijksvermogensrecht staan in ondertitel 1 van titel 3 (artn. 2.3.1 – 2.3.81), waarbij in hoofdzaak de structuur van het oud BW werd gevolgd. Er worden vijf hoofdstukken voorzien:
1) Huwelijksovereenkomsten
2) Algemene bepalingen
3) Wettelijk stelsel
4) Overeenkomsten die het wettelijk stelsel kunnen wijzigen
5) Scheiding van goederen.
De regels omtrent het Centraal Register voor Huwelijksovereenkomsten worden geïntegreerd in boek 2, als ondertitel 2 van titel 3 (artn. 2.3.82-2.3.85).
Bekijk hieronder een handig overzicht van Evy Dhaene:
Inhoud
In hoofdzaak codificatie in nieuw BW
Met deze nieuwe wet wordt in hoofdzaak een codificatie beoogd van het huwelijksvermogensrecht in het nieuw Burgerlijk Wetboek. De huidige teksten worden in een logischere structuur ondergebracht teneinde deze te laten aansluiten bij de andere boeken van het nieuw Burgerlijk Wetboek en voortaan wordt elk artikel van een opschrift voorzien.De huidige teksten worden wel geactualiseerd en waar nodig duidelijker geformuleerd. Archaïsche woorden, schrijfwijzen of taalwendingen worden weggewerkt en vervangen. Zo wordt bijvoorbeeld de term “koopman” vervangen door “zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent waarvoor hij in KBO moet ingeschreven zijn”. Op die manier zijn de regels van het huwelijksvermogensrecht een stuk leesbaarder geworden. Er wordt een uniforme terminologie gehanteerd. Zo worden de termen die betrekking hebben op de bewijsmiddelen en op de begrippen “voorwerpen”, “zaken” en “goederen” aangepast aan de bepalingen van de boeken 3 en 8 van het BW. De woorden “huwelijksovereenkomst” en “huwelijksvoordeel”, die in het oud BW door mekaar werden gebruikt, worden nu bijvoorbeeld met meer accuraatheid gehanteerd.
Enkele beperkte inhoudelijke wijzigingen
De nieuwe wet beperkt zich evenwel niet tot een loutere codificatie aangezien er ook (eerder beperkte) inhoudelijke wijzigingen zijn, zij het dat het huwelijksvermogensrecht in essentie gerespecteerd wordt.
Een aantal voorbeelden van die inhoudelijke wijzigingen zijn
1) de verduidelijking dat het recht op cliënteel niet alleen gemeenschappelijk is indien het werd opgebouwd tijdens het huwelijk, maar ook indien het cliënteel werd verworven tijdens het huwelijk binnen een beroep dat de echtgenoten samen uitoefenen of een bedrijf dat ze samen uitbaten. Ook de bepaling omtrent de economische waarde die in het gemeenschappelijk vermogen valt werd simultaan aangepast;
2) de beperking van het onoverdraagbare recht van vruchtgebruik van het huisraad “tot dat wat noodzakelijk is voor de titularis en zijn gezin” in het kader van het “Valkeniersbeding”, werd geschrapt;
3) met betrekking tot de vergoeding die kan verschuldigd zijn indien een echtgenoot zijn beroep uitoefent binnen een vennootschap (art. 1432, lid 2 oud BW ) kon men interpreteren dat de vergoeding zou moeten worden berekend verwijzend naar de inkomsten uit om het even welke vennootschap. Er is nu verduidelijkt dat het “die” vennootschap moet zijn;
4) de regels over de voldoening van de vergoedingsschuld door een echtgenoot aan de te verdelen boedel worden gealigneerd op de regels uit het nieuwe erfrecht inzake de inbreng (betaling in geld of door mindere ontvangst);
5) in het kader van het verrekenbeding wordt gepreciseerd dat het maximumbedrag van de verrekenvordering de helft is van de aanwinsten van de schuldplichtige echtgenoot, zoals ze na aftrek van de schulden bestaan.
Initieel werd voorgesteld om een definitie van “huwelijksvoordelen” in de wet op te nemen, maar dit is uiteindelijk niet weerhouden. Wel wordt de definitie die wordt gehanteerd bij de huwelijksvermogensrechtelijke onwaardigheid (art. 1429bis oud BW) ingeschreven in de artikelen over het al dan niet bezwarend karakter van de voordelen in gemeenschapsstelsels, zowel ten aanzien van de gemeenschappelijke als ten aanzien van de niet-gemeenschappelijke kinderen. Tevens wordt bepaald dat het voordeel moet worden gewaardeerd op de dag van de toekenning ervan.
Wat betreft het centraal register voor huwelijksovereenkomsten wordt in de wettekst duidelijk gestipuleerd wat de doeleinden zijn, hoe lang de gegevens worden bewaard, wie de gegevens kan raadplegen, … Ook worden bepaalde bekendmakingen in het Belgisch Staatsblad afgeschaft (bijvoorbeeld met betrekking tot bedongen wijzigingen van het huwelijksvermogensstelsel.)
Jura abonnee?
U vindt Boek 2, titel 3 Relatievermogensrecht rechtstreeks in Jura
Evy Dhaene is als advocaat verbonden aan het kantoor Deknudt Nelis Advocaten. Daar legt zij zich toe op advisering omtrent familierecht, familiaal vermogensrecht en vermogensplanning. Zij heeft een bijzondere interesse in vermogensplanning met betrekking tot levensverzekeringen, de gunstregeling in de schenk- en erfbelasting voor de overdracht van familiebedrijven en de toepassing in de praktijk van fiscale antimisbruikbepalingen. Daarnaast staat zij cliënten bij in het kader van hun procedures omtrent familierecht, familiaal vermogensrecht en discussies met de fiscus, waarbij zij zich voornamelijk focust op erfenisprocedures.