Valère VEREECKE, “Geen vervaltermijn van drie maanden bij kwijtschelding. Tweede fresh start voor de gefailleerde?”, NjW 2021, afl. 452, 850-856.
Valère VEREECKE, “Geen vervaltermijn van drie maanden bij kwijtschelding. Tweede fresh start voor de gefailleerde?”, NjW 2021, afl. 452, 850-856.
In aflevering 452 van het Nieuw Juridisch Weekblad (NjW) die op 8 december 2021 verschenen is, bestudeert Valère Vereecke het onderscheid tussen het verzoek tot kwijtschelding van restschulden dat de gefailleerde samen met de aangifte van het faillissement indient en het verzoek dat hij nadien indient los van de aangifte. Dit laatste moet hij doen binnen drie maanden na publicatie van het faillissementsvonnis. Het Grondwettelijk Hof oordeelde in zijn arrest van 22 april 2021 (nr. 2021/62) echter dat deze ‘vervaltermijn’ strijdig is met artikels 10 en 11 Gw.
De bijdrage van Valère Vereecke is als volgt gestructureerd:
Inleiding
I. Van verschoonbaarheid naar kwijtschelding.
II. Voorwaarden om van kwijtschelding te kunnen genieten
A. Het verzoek moet schriftelijk worden ingediend
B. Indienen binnen de drie maanden na de bekendmaking
III. De prejudiciële vraag
IV. Gevolgen van deze uitspraak voor de gefailleerde
V. Aanpassing van de wet?
Besluit
Jura abonnee?
Lees deze bijdrage rechtstreeks in Jura