Wolters Kluwer heeft veel topprofessionals aan zich weten te binden. Professionals die toonaangevende publicaties op hun naam hebben staan en dit weten te combineren met andere (maatschappelijke) functie(s) en hun privéleven. Wat zijn hun drijfveren en hoe weten zij deze rollen te combineren. Deze keer een vraaggesprek met Allard Lubbers; hoogleraar belastingrecht aan de Universiteit Leiden en partner bij fiscaal opiniekantoor Lubbers Boer & Douma.
Allard Lubbers: “Wolters Kluwer is voor mij nog steeds toonaangevend”
Allard Lubbers
Auteur/redacteur: |
Hoofdredacteur BNB (Beslissingen Nederlandse Belastingrechtspraak) en auteur bij WFR (Weekblad Fiscaal Recht). |
Specialisatie: | Fiscale winstbepaling/goed koopmansgebruik en het formele belastingrecht. |
Eerder verschenen: | Proefschrift “Foutenleer” in de reeks Fiscale Monografieën. |
Favoriete publicatie: | “Kwaliteit van belastingsrechtspraak belicht”, de vriendenbundel die hij kreeg toen hij na 10 jaar afscheid nam als voorzitter van de afdeling Belastingrecht van de Universiteit Leiden. “Dat boek gaat mij aan het hart, omdat collega’s en vakgenoten speciaal voor mij een bijdrage hebben geschreven.” |
Wie heeft Allard Lubbers geïnspireerd auteur te worden, wat heeft het auteurschap hem gebracht en welke rol ziet hij weggelegd voor Wolters Kluwer? U leest het allemaal in dit vraaggesprek.
Hoe ben je auteur geworden?
“Dat kwam door Leo Stevens, de hoogleraar fiscale economie die mijn scriptie begeleidde. De scriptie ging over het griffierecht. Leo stelde voor om daar met z’n tweeën over te publiceren. Dat werd het artikel “Drempels in de toegang tot de belastingrechter” in het Weekblad Fiscaal Recht. Dat was in 1994. Daarvoor had ik ook al eens een verslag van een symposium gepubliceerd, maar dit was mijn eerste echt inhoudelijke publicatie. Ik was student en het was een hele eer dat de gezichtsbepalende hoogleraar in Rotterdam met mij een artikel wilde schrijven. Zo begon het, en daarna ging het gestaag verder. Leo heeft het vuur als auteur in mij doen ontbranden.”
Wat heeft het auteurschap je gebracht?
“Naamsbekendheid, maar ook kennis. Als je schrijft, moet je dingen heel goed uitzoeken en systematiseren. Daardoor vergaar je kennis en doe je nieuwe inzichten op. Naamsbekendheid en kennis zijn allebei belangrijk als je in de fiscaliteit werkzaam bent. En ik had ook al snel ontdekt dat schrijven erg leuk is. Het is leuk om dingen aan het papier toe te vertrouwen en te weten dat andere mensen dat lezen en soms ook kunnen gebruiken. En het is altijd fijn om een nieuw boek of tijdschrift door te bladeren waar je zelf aan hebt meegewerkt. Daar word ik blij van.”
Krijg je reacties van vakgenoten?
“Mensen zeggen vaak: we hebben je artikel gelezen, of: wat leuk dat je daarover geschreven hebt. Soms krijg ik inhoudelijke reacties. Mensen hebben ook weleens gereageerd in de vakliteratuur door een tegenstukje te schrijven. Dat is natuurlijk erg leuk. Je krijgt ook waardering. In mijn boek “Belastingarresten lezen en analyseren”, overigens een uitgave van SDU, heb ik de toverformules en begrippen die de Hoge Raad gebruikt uitgebreid beschreven. Op dat boek heb ik al veel enthousiaste reacties ontvangen. Het is fijn dat je mensen iets weet bij te brengen dat ze kunnen gebruiken bij de uitoefening van hun beroep.”
Je werk, je privéleven, al die publicaties, hoe combineer je dat?
“Mijn proefschrift schreef ik in een tijd waarin ik vrijgezel was. Ik kon dus ongestoord ‘s avonds en in de weekenden werken. Later ging ik aan de universiteit werken. Dan is publiceren een deel van je taak. Maar de laatste jaren is het iets lastiger om tijd vrij te maken voor grotere projecten, zoals het updaten van mijn proefschrift over de foutenleer. Ik heb een drukke baan naast mijn werk bij de universiteit, bovendien moet je altijd wel dingen in en om huis doen, sociale contacten onderhouden en dan is het lastiger om te werken aan grotere schrijfprojecten. Ik denk dat jonge auteurs die van plan zijn proefschrift te schrijven zich daar vaak in vergissen. Een boek schrijven kost veel tijd en energie.”
Wat raad je jonge auteurs aan?
“Het handigst is om te kijken of je iets kunt schrijven met een collega die ervaringen met publiceren heeft. Die kan jou begeleiden. Je ziet tegenwoordig vaak dat publicaties door twee of zelfs drie mensen worden geschreven. Zeker voor jonge mensen zie ik daar de toegevoegde waarde van. Je krijgt direct feedback van je medeschrijver, waardoor je veel van elkaar leert. Zelf heb ik ook veel artikelen geschreven met anderen. Ook een tip is om systematisch over een bepaald onderwerp te schrijven. Dan word je op den duur wellicht beschouwd als expert op dat gebied. Daardoor komen mensen met vragen en klussen naar je toe, waardoor je nóg meer te weten komt over het onderwerp. Het is ook een idee om te kijken of je jurisprudentie kunt becommentariëren, bijvoorbeeld in Fiscaal tijdschrift FED. In een annotatie richt je je op een concrete uitspraak van de belastingrechter en het schrijven van een annotatie is een minder tijdrovende klus dan een artikel schrijven. Bij een artikel moet je altijd een probleemstelling bedenken.”
Wat maakt iemand tot een goede auteur?
“Het meest belangrijk is dat je als auteur iets weet toe te voegen. Als je alleen maar napraat wat er al verschenen is, heb je weinig toegevoegde waarde. Toegevoegde waarde bereiken kan bijvoorbeeld door zaken te rubriceren of te combineren of een eigen visie te geven op de problematiek. Verder weet een goede auteur dingen kernachtig uit te leggen. En het is natuurlijk fijn als zinnen prettig lezen en de schrijfstijl goed is.”
Hoe kijk je naar online publiceren?
“Ik ben nog van de generatie die weet hoe verschillende fiscale tijdschriften eruitzien, met elk hun eigen omslag en eigen opmaak. Jongere fiscalisten zien een databank met informatie en hebben misschien veel minder gevoel bij een bepaald tijdschrift. Het voordeel van publicaties die in een databank zijn opgenomen, is dat je enorm goed kunt zoeken. Die toegankelijkheid is fantastisch. Het is een luxe, zoveel boeken en tijdschriften die Wolters Kluwer digitaal ter beschikking heeft. Al krijg je soms veel treffers bij het invullen van een zoekterm. Doordat je zo gemakkelijk allerlei bronnen kunt aanboren, kun je als auteur vollediger zijn en soms leuke uitstapjes maken naar andere rechtsgebieden.”
Welke rol zie je voor Wolters Kluwer?
“Met name het goed toegankelijk maken van wetgeving en jurisprudentie. En vervolgens ervoor zorgen dat die wetgeving en jurisprudentie op kundige wijze wordt geduid. Een goede uitgever zorgt ervoor dat het materiaal dat van auteurs wordt ontvangen, kritisch wordt meegelezen. Dan verbeter je de kwaliteit en kom je tot een topproduct. De werkwijze bij BNB vind ik daar een mooi voorbeeld van. Daar zie je hoe goed de redacteuren Hugo Kostense, Ronald den Ouden en Wil Fermont de ingediende annotaties doorlezen en inhoudelijke feedback geven. Het eindproduct wordt daardoor beter. Ze hebben mij al meerdere keren voor een fout of onvolledigheid behoed.”
Heeft Wolters Kluwer voor jou ook toegevoegde waarde?
“Het is heel aantrekkelijk om te publiceren in tijdschrift als het WFR, omdat dat zo’n enorm lezerspubliek heeft. Ook de Fiscale monografieënreeks is heel prestigieus, dus het is leuk als je proefschrift daarin verschijnt. Wolters Kluwer is voor mij nog steeds toonaangevend. Het is geweldig dat ze zo’n enorm breed assortiment hebben, van fiscaal tot en met civiel, straf- en bestuursrecht. Dat zie je in de databanken terug. Het mooie is dat Wolters Kluwer al zo lang bestaat en dat bijvoorbeeld het jurisprudentietijdschrift BNB al heel oud is. Dat betekent dat je ook toegang hebt tot uitspraken uit het begin van de vorige eeuw. Er is zoveel interessant materiaal. Een nieuwe uitgever kan dat niet inhalen. En ik vind het erg leuk dat Wolters Kluwer de Stevensprijs in het leven heeft geroepen als aanmoediging voor jonge auteurs. Ik zit zelf in de jury. Het is mooi om jonge mensen in het zonnetje te zetten en aan te moedigen om verder te gaan als auteur.”
Tekst: Wilma van Hoeflaken
Fotografie: Arjen Hooij