LegalFiscaliteit & Accounting14 april, 2025

Wouter Dister over het Belgische Co-operative Tax Compliance pilootproject

Wolters Kluwer werkt samen met veel topprofessionals. Professionals die toonaangevende publicaties op hun naam hebben staan. In dit interview deelt Wouter Dister zijn ervaringen en inzichten als onderzoeker van het Belgische Co-operative Tax Compliance pilootproject. Hij bespreekt de uitdagingen die hij tegenkwam tijdens zijn doctoraatstraject, zijn aanbevelingen voor de Belgische wetgever en zijn visie op de toekomstige relatie tussen belastingplichtigen en de fiscale administratie.

Wouter Dister

Functie: Gastprofessor Universiteit Antwerpen – Advocaat Arteo

Specialisatie: Fiscaal recht

Wolters Kluwer-publicatie: The Belgian Co-operative Tax Compliance Pilot Project. Key Success Indicators

Opleiding: Master Rechten, Manama Fiscaal Recht en Doctoraat – Universiteit Antwerpen

Wouter Dister

Wat was de aanleiding voor uw onderzoek naar het Belgische Co-operative Tax Compliance pilotproject?

Tijdens mijn rechtenstudies had ik steeds de idee dat ik nadien in de advocatuur zou starten. Bij het verdedigen van mijn masterthesis stelden mijn promotoren voor om een doctoraatstraject te overwegen. Toen ik wat later de vraag kreeg van prof. Anne Van de Vijver om te doctoreren over het Belgische Co-operative Tax Compliance pilootproject, ben ik hier enthousiast op ingegaan.

Dit onderzoeksproject sprak me aan door de nauwe band met de praktijk. Ik zou immers gesprekken hebben met vertegenwoordigers van de belastingadministratie en bedrijven die deelnamen aan het programma, eerder dan enkel met mijn neus in de boeken te zitten.

Zijn er specifieke aanbevelingen in uw onderzoek waarvan u hoopt dat de Belgische wetgever of fiscus ze zal overnemen?

Eén van de belangrijkste aanbevelingen die ik in mijn onderzoek formuleer, is dat er meer informatie over het programma verschaft zou moeten worden aan de deelnemers en aan het ruime publiek. Niet alleen heb ik gemerkt dat er vaak nog onduidelijkheid was over de concrete werking van het programma, ook uit ander onderzoek blijkt dat wanneer (potentiële) deelnemers en het ruimer publiek niet goed geïnformeerd zijn over dergelijke programma’s, dit kan leiden tot terughoudendheid en wantrouwen.

Tijdens de onderzochte periode (2019 tot begin 2022) waren de informatiebrochures op de website van de fiscus de enige bron van informatie over het Co-operative Tax Compliance programma. Hierin schetste de administratie de hoofdlijnen van het programma. Hun inhoud was eerder beperkt en dat leidde tot onduidelijkheid en onzekerheid over de concrete werking van het programma. Zeker voor het implementeren en analyseren van tax control frameworks – één van de vereisten van dit programma – bleek dit soms een moeilijk punt.

De administratie heeft hier, na de periode die ik onderzocht heb, duidelijk hard aan gewerkt. Intussen publiceerde zij niet alleen een meer uitgebreide brochure maar ook een leidraad voor het beoordelen van tax control frameworks. Hoewel er nog enkele onduidelijkheden bestaan en er zelfs een paar nieuwe in de tekst zijn geslopen, is dit volgens mij een zeer belangrijke stap voorwaarts geweest om het publiek te informeren over het programma. Een stap die hopelijk tegemoetkomt aan twijfels of onzekerheden van ondernemingen die overwegen deel te nemen aan het programma.

Wat was voor u de meest verrassende bevinding tijdens uw onderzoek?

Wat mij hoe langer hoe meer verrast, is de manier waarop de deelnemers van de ondernemingen en van de administratie quasi steeds goed overeenkwamen op persoonlijk vlak en samenwerkten in dit programma.

Tijdens mijn onderzoek merkte ik dat dit goed liep, maar op dat ogenblik verraste het me niet zozeer. Bij de start van mijn onderzoek kwam ik net van de universiteitsbanken en had ik nog geen praktijkervaring. Nu ik enkele jaren praktijkervaring heb, en ook verschillende ervaringen van collega’s-advocaten en cijferberoepers hoor, verbaas ik me er over hoe veerkrachtig de relaties waren in het pilootproject.

Er staken verschillende obstakels de kop op, bijvoorbeeld toen een onderneming die deelnam aan het programma centraal geselecteerd werd voor een heel aantal fiscale controles. Dit waren soms moeilijke momenten voor beide partijen. Toch probeerden de ondernemingen en de fiscus er quasi steeds op een co-operatieve manier uit te komen zonder in patstellingen tegenover elkaar te verzanden.

Dit is een erg positief punt en helemaal niet evident. Het is immers al te gemakkelijk voor beide partijen om zich in te graven in hun eigen standpunten, in plaats van samen tot oplossingen te komen.

Welke volgende stappen ziet u voor uzelf als onderzoeker en expert op dit domein?

Op dit moment ben ik betrokken bij een onderzoek van de Universiteit Antwerpen en de ULiège naar mogelijkheden om de (werk)relatie tussen belastingplichtigen en de fiscale administratie in België te verbeteren. Waar ik in mijn doctoraatsonderzoek specifiek de relatie onderzocht tussen de belastingadministratie en de allergrootste ondernemingen van het land die deelnamen aan het Co-operative Compliance programma, onderzoeken we in deze studie de relatie met ondernemingen van alle maten en gewichten.

Binnen dit onderzoek was ik hoofdzakelijk betrokken bij een literatuurstudie om best practices uit andere landen te identificeren. Na dit eerste luik werden aan de hand van een survey vele belastingplichtigen, fiscale tussenpersonen (zoals accountants en fiscale advocaten) en belastingambtenaren bevraagd naar hun ervaringen met de relatie tussen de belastingplichtige en de belastingadministratie en werden er een aantal werkpistes tot het verbeteren van deze relatie bij hen getoetst.

De input van de deelnemers wordt nu geanalyseerd door enkele collega’s. Ik ben alvast zeer benieuwd naar de resultaten.

Wat waren de grootste uitdagingen tijdens uw doctoraatstraject, en hoe heeft u die overwonnen?

Eén van de grootste uitdagingen was de COVID-19-pandemie. Ik was net enkele maanden ver in mijn dataverzameling toen de pandemie uitbrak. Dit bracht heel wat vragen met zich mee. Niet alleen over hoe het programma verder zou lopen, maar ook hoe ik het verder zou onderzoeken – mijn dataverzameling bestond immers voor het grootste deel uit face-to-face interviews.

Uiteindelijk is dit allemaal goed gekomen. Ondanks de pandemie is het programma voort blijven lopen. Er waren wel enkele vertragingen en doordat er niet meer samengekomen kon worden om te vergaderen, werd de ontwikkeling van de vertrouwensrelatie in sommige samenwerkingen bemoeilijkt. Ook mijn onderzoek is mits enige aanpassingen gelukkig kunnen blijven voortlopen. Zo moest er onder andere omgeschakeld worden naar online interviews, wat toch een andere dynamiek geeft dan interviews waarbij de partijen fysiek aanwezig zijn.

U combineert uw academische werk als gastprofessor met uw praktijk als advocaat bij Arteo. Hoe balanceert u deze twee rollen?

Deze combinatie is niet altijd evident, maar zorgt wel voor een sterke kruisbestuiving. Wat ik leer van mijn werk als advocaat is nuttig voor de lessen die ik geef aan de universiteit en vice versa. Dat staat er niet aan in de weg dat een start in de advocatuur een zeer steile leercurve inhoudt en dat er meer werk kruipt in het voorbereiden van lessen dan je op het eerste zicht zou verwachten. Er zijn dus zeker wel wat late avonden en weekends doorgewerkt om mijn academisch en praktijkwerk te kunnen balanceren.

Gelukkig krijg ik bij Arteo de ruimte om mijn academische werk te combineren met de advocatuur. Binnen ons kantoor wordt dit sterk aangemoedigd en het valt op dat een groot deel van mijn collega’s ook academisch verbonden zijn.

Back To Top