Henk Addink is emeritus hoogleraar Bestuursrecht aan de Universiteit Utrecht. Zijn oratie ging over goed bestuur (2010) en de afscheidsrede droeg als titel “Beginselen in het bestuursrecht en het integriteitsbeginsel” (2020). Hij heeft de handboeken “Milieurechtspraak” (1991), “Beginselen van Behoorlijk Bestuur” (1999) en “Good Governance: Concept and Context” (2019) geschreven. In 2022 komt het Handboek Beginselen van Bestuursrecht uit, dat verschijnt in Staats- en bestuursrecht Wetenschap van Wolters Kluwer.
Willem Wensink is onderdeel van het managementteam van de Unie van Waterschappen. Daar is hij verantwoordelijk voor de landelijke communicatie en lobby, bestuurlijk juridische zaken en verenigingszaken. Zij kennen elkaar sinds Willem Wensink het vak milieurecht volgde bij Henk Addink. Inmiddels maken zij allebei onderdeel uit van het redactieteam van de uitgave Thema’s van omgevingsrecht van Wolters Kluwer.
Wat is jullie visie op de Omgevingswet?
“Ik benader de nieuwe Omgevingswet vanuit de
scope van goed bestuur en vraag mij af of de wet voldoet aan de eisen die je
vanuit de beginselen van goed bestuur kunt stellen”, begint Henk zijn verhaal.
“Het gaat dan niet alleen om de klassieke eisen van behoorlijkheid, maar ook om
vragen die betrekking hebben op beginselen van transparantie en participatie.
Als je kijkt vanuit het perspectief van good governance zou ik verwachten dat
de ontwikkelingen naar goed bestuur consequenties hebben voor de Omgevingswet.
Openheid van informatie en de betrokkenheid van burgers zijn onderwerpen die
bijzondere aandacht nodig hebben. En dan heb ik het nog niet over zaken als
stikstof en klimaat. Op het gebied van de democratische legitimiteit zie ik
daarom gebreken in deze wet. Daarnaast ben ik bezorgd over het draagvlak van de
Omgevingswet bij de burger, ook als ik zie welke knelpunten zich nu al voordoen
op het gebied van de verhouding tussen de burger en het bestuur bij de bestuursrechter.”
Willems perspectief op de Omgevingswet is net wat anders dan dat van Henk, omdat hij vanuit een andere functie te maken heeft met de nieuwe Omgevingswet. “Ik benader de Omgevingswet vanuit mijn functie bij de Unie van Waterschappen. Wij behartigen de belangen van de waterschappen, lobbyen over de Omgevingswet en begeleiden de implementatie van het nieuwe stelsel bij de waterschappen. We hebben als koepelorganisatie een bevoorrechte positie omdat we een overheid vertegenwoordigen en kunnen daardoor vroegtijdig meepraten bij de totstandkoming van wetgeving. Volgens mij is de integrale benadering van de Omgevingswet een groot winstpunt. Dat de gehele wetgeving op dezelfde manier is vormgegeven verhoogt de inzichtelijkheid en, naar mijn mening, de voorspelbaarheid. Wel moet het stelsel zich in de praktijk natuurlijk nog bewijzen.”