De nieuwe call-off stock regeling - een (gemiste) kans op vereenvoudiging?
De vraag stelt zich of met de invoering van de COS-regeling deze doelstelling wel werd bereikt. De huidige maatregel is een eerste stap in de juiste richting, maar terzelfdertijd blijft de vaststelling hangen dat er tot nu toe slechts een beperkte regeling is ontstaan. De totaal nieuwe beweging die de COS heeft geïntroduceerd is de zogenaamde “overdracht” van bestemmeling.
In de oude intracommunautaire regeling was het slechts mogelijk een goederenbeweging in de vorm van een intracommunautaire levering of een overbrenging aan te geven vertrekkende van bij de indiener van de intracommunautaire opgave naar zijn afnemer of naar zijn eigen voorraad in een andere lidstaat. De enige “variante” daarop was het intracommunautair driehoeksverkeer dat een tussenpersoon toeliet die in de keten optreedt in een 3e lidstaat.
Deze goederenbewegingen worden nu nog aangevuld met een geval van verzending van voorraad op afroep (Call-off stocks) zonder dat er enige levering, noch overbrenging van de goederen plaatsvindt : de bestemmeling wordt nog geen eigenaar van de verzonden goederen. Daarnaast laat de nieuwe COS-regeling ook toe om de goederenvoorraad gewoon terug te halen naar de afzender toe. Maar ook bestaat de mogelijkheid om de goederenvoorraad in dezelfde lidstaat over te dragen naar een andere potentiële afnemer met integraal behoud van de regeling inzake voorraden op afroep.
Een gemiste kans is het mogelijk maken van dergelijke vervanging van een consignataris in de ene lidstaat door een nieuwe consignataris in een andere lidstaat met integraal behoud van de regeling inzake voorraden op afroep. In het huidige systeem stelt dergelijke vervanging een einde aan de regeling en wordt de oorspronkelijke “vereenvoudiging” volledig teniet gedaan.
De nieuwe intracommunautaire opgave voorziet expliciet van zulke vervangingen (zolang ze binnen dezelfde lidstaat gebeuren), maar technisch gesproken zou dergelijke vervanging binnen de volledige interne markt moeten kunnen spelen. De technische mogelijkheid van aangifte van dergelijke vervangingen is nu al denkbaar. Dergelijke uitbreiding zou alle verzendingen van goederen volledig traceerbaar maken, zonder dat er een extra administratieve last wordt opgelegd.
Een andere vaststelling inzake de COS-regeling is de moeilijke controleerbaarheid en de bijkomende administratieve last.
De gegevensuitwisseling tussen de lidstaten binnen de COS-regeling kan natuurlijk niet meer betreffen dan de huidige info die aan de verzender wordt gevraagd via de intracommunautaire opgave. De beschikbare info is dus beperkt tot de identiteit van de verzender en deze van zijn afnemer, over de verzonden goederenvoorraad wordt niets gevraagd. Dergelijke info is waarschijnlijk weinig bruikbaar voor de lidstaten in het kader van de door hen gevoerde risicoanalyse. Hier had een win-winsituatie kunnen ontstaan indien de EU-instanties de op te nemen gegevens hadden uitgebreid met het bedrag van de waarde van de verzonden goederenvoorraad. Deze bijkomende info zou de mogelijkheid bieden:
- om de lidstaten inzicht te verschaffen in het belang van de zending;
- gedeeltelijke terugzendingen aan te geven en te kwantificeren;
- gedeeltelijke “vervangingen” aan te geven.
Hopelijk krijgt de COS-regeling - die op zichzelf zonder enige twijfel een stap in de goede richting is wat het vrije verkeer van goederen betreft – toch nog een tweede kans in een volgende fase van de interne markt en het definitieve btw-stelsel.