Minister van Economie Pierre-Yves Demargne behoudt de maximale rentevoet op levensverzekeringen van lange duur op 2%. Hij volgt daarmee het advies van de Nationale Bank van België niet. Die stelde voor om de maximale referentierentevoet terug te brengen tot 0,75%.
Vrees voor afbouw van een aanvullende pensioenregeling
De NBB heeft op 5 juli 2022 voorgesteld om de maximale rentevoet voor levensverzekeringen van lange duur te beperken tot 0,75%. Het wil de rentevoet daarmee in lijn brengen met de marktrente. Iets waar ook de Belgische Mededingingsautoriteit zich in kan vinden voor zover er geen andere minder concurrentieverstorende maatregelen zijn die tot eenzelfde resultaat kunnen komen.
Maar minister Demargne legt het voorstel naast zich neer en behoudt het huidige percentage. Hierdoor speelt zich hetzelfde scenario als de vorige jaren, want ook toen stelde de NBB een verlaging voor maar werd beslist om het percentage op 2% te houden. De argumenten zijn nog steeds dezelfde.
De minister vreest dat werkgevers bij een maximale rentevoet van 0,75% niet langer gemotiveerd zullen zijn om voor hun werknemers een aanvullende pensioenregeling uit te werken via het systeem van de groepsverzekeringen. Volgens de wet op de aanvullende pensioenen moeten de werkgevers op stortingen in een groepsverzekering immers minstens 1,75% garanderen, aanzienlijk meer dan de maximale rentevoet van 0,75% die de NBB had voorgesteld.
Voor de verzekeringsondernemingen is het ook belangrijk om een minimale marge te kunnen behouden tussen de rente die ze minimaal moeten aanbieden op de aanvullende pensioensverzekeringen en de maximale rente die ze mogen aanbieden op de levensverzekeringen van lange duur. Bij de aanvullende pensioenen die via een groepsverzekering bij een verzekeringsonderneming worden afgesloten, worden de bijdragen vaak belegd in tak 21-levensverzekeringen. Er is een duidelijke band tussen de minimale rendementsgarantie voor de aanvullende pensioenen (1,75%) en de maximale rentevoet voor de levensverzekeringsovereenkomsten.
Een maximale rente voor de levensverzekeringsovereenkomsten van 0,75% zou de verzekeringsondernemingen in de onmogelijkheid brengen om voor de belegging van de bijdragen van de aanvullende pensioenen in een levensverzekering van lange duur een minimaal rendement van 1,75% te garanderen.
Een maximale rente voor de levensverzekeringsovereenkomsten van 0,75% zou de verzekeringsondernemingen in de onmogelijkheid brengen om voor de belegging van de bijdragen van de aanvullende pensioenen in een levensverzekering van lange duur een minimaal rendement van 1,75% te garanderen.