Eén bijzonder belangrijk voorbeeld van een dergelijke dynamiek is het principaal-agent-probleem dat ontstaat tussen bestuurders van een vennootschap, en de schuldeisers van die vennootschap. Afhankelijk van het type schuldeiser, en van de omstandigheden, zullen verschillende varianten van het principe van de bestuurdersaansprakelijkheid soelaas kunnen bieden tegen mogelijke uitwassen. Hoewel het aantal rechtsgedingen waarin een bestuurder aansprakelijk is gesteld wegens bestuursfouten, gezien in het licht van het steeds groter aantal in België opererende vennootschappen, niet echt groot is te noemen, komt hierin snel verandering. Verschillende factoren werken o.i. deze evolutie in de hand:
– de wildgroei van rechtsregels en reglementeringen waar bedrijfsleiders rekening mee moeten houden (snel veranderend vennootschapsrecht, met meer aandacht voor de positie van derden, overvloed van nationale en internationale normeringen inzake boekhouding en onoverzichtelijke milieureglementering;
– het groot aantal gevallen van al dan niet georganiseerde discontinuïteit (vereffening, faillissement, gerechtelijke reorganisatie, overdracht bedrijfstak/onderneming), daar waar het geweten is dat aansprakelijkheidsvorderingen nagenoeg uitsluitend worden ingeleid in een context van discontinuïteit. Op dit moment zullen immers onafhankelijke derden (voorlopig bewindvoerder, curator, commissaris-revisor, professioneel vereffenaar) de onderneming aan een kritisch onderzoek onderwerpen en mogelijk ofwel zelf een aansprakelijkheidsvordering instellen (curator, vereffenaar), ofwel informatie beschikbaar stellen die de individuele vordering door schuldeisers in de hand werkt; – de mogelijkheden door de wet aan de aandeelhouders geboden om een minderheidsvordering in te stellen tegen de bestuurders voor rekening van de vennootschap;
– de mogelijkheden voor individuele schuldeisers van een failliete onderneming om de bestuurders aansprakelijk te stellen voor de door hen in hun betrekkingen met de gefailleerde onderneming geleden schade, die meestal zal bestaan uit onbetaald gebleven vorderingen;
– de aanvulling van het wettelijk instrumentarium met betrekking tot misdrijven in verband met misbruik van vennootschapsgoederen.
We vinden de bronnen van bestuurders- en oprichtersaansprakelijkheid uiteraard in het insolventie- en vennootschapsrecht, maar ook meer algemeen in het burgerlijk recht, en bijzonder specifiek in het (para)fiscaal recht. In deze bijdrage worden al deze geledingen onderzocht, en geïllustreerd aan de hand van rechtspraak. Ook de procedurele aspecten, kruispunten met het arbeidsrecht en de verjaring komen aan bod.
U vindt hieronder een verkorte inhoudstafel van de bijdrage:
- Overzicht van aansprakelijkheidsgronden die tegen een bestuurder ingeroepen kunnen worden
- Algemene principes: feitelijke bestuurder – bestuursmarge – cap op aansprakelijkheid – hoofdelijkheid en melding – uitoefening mandaat via vennootschap – ontslag
- Oprichtersaansprakelijkheid
- De zorgvuldigheidsnorm van art. 1382-1383 BW
- Fouten van bestuur
- De laattijdige aangifte van faillissement en wrongful trading
- Aansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout en het voeren van een deficitaire activiteit
- De persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders voor achterstallige bedrijfsvoorheffing, btw en sociale bijdragen
- De verzwaring van aansprakelijkheid van bedrijfsleiders bij de verkoop van kasgeldvennootschappen
- De overheidsondernemer
- De positie van de schuldeisers
- Wie is er na faillissement bevoegd om de vordering in te stellen?
- Causaal verband
- De uitbreiding van het faillissement
- Aansprakelijkheidsbeperking van artikel 18 WAO
- Verjaring