Businessman Holding Digital Tablet Discussing With Colleague At Desk In Office
Fiscaliteit & Accounting02 september, 2024

Accountant wel of niet aansprakelijk voor opmaak financieel plan?

Bij de oprichting van een vennootschap wordt nagenoeg steeds een beroep gedaan op bijstand van een accountant. Eén van de opdrachten die de accountant bij de oprichting van een vennootschap kan uitvoeren, is het verlenen van bijstand bij de opmaak van het financieel plan. Vraag is of de accountant aansprakelijk kan gesteld worden indien zou blijken dat het financieel plan niet goed werd opgesteld. 

Bron: Didier JAECQUES, Creatief Boekhouden nr. 2024/09, weken 1 en 15 mei 2024, monKEY

Het Hof van Beroep te Gent sprak recent een accountant vrij van schuld, nadat die accountant eerder wel in eerste aanleg door de Ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Dendermonde, was veroordeeld.

Waarover gaat het?

Bij de oprichting van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in hoofde van de aandeelhouders moet er een financieel plan worden opgesteld (zie o.a. art. 5:4 § 1 WVV voor de BV en art. 7:3 § 1 WVV voor de NV). In het financieel plan moeten de oprichters het aanvangsvermogen (BV) of het kapitaal (NV) verantwoorden.

Het financieel plan is van belang om de oprichtersaansprakelijkheid te beoordelen. De oprichtersaansprakelijkheid kan aan bod komen wanneer de vennootschap binnen de drie jaar na haar oprichting failliet wordt verklaard. De oprichters kunnen in dat geval geheel of gedeeltelijk aansprakelijk gesteld worden voor de schulden van de failliete vennootschap indien uit het financieel plan zou blijken dat het aanvangsvermogen of kapitaal bij de oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar (zie art. 5:16 WVV voor de BV en art. 7:18 WVV voor de NV).

Verplichte vermeldingen in het financieel plan

De elementen die verplicht opgenomen moeten worden in het financieel plan zijn:

  • een omschrijving van de voorgenomen bedrijvigheid;
  • een overzicht van alle financieringsbronnen bij de oprichting;
  • een openingsbalans;
  • een geprojecteerde resultatenrekening na 12 en 24 maanden;
  • een begroting van de verwachte inkomsten en uitgaven voor een periode van minstens 2 jaar na de oprichting;
  • een beschrijving van de gehanteerde hypotheses bij de schatting van de verwachte omzet en verwachte rentabiliteit;
  • indien van toepassing, de naam van de externe deskundige die bijstand heeft verleend bij de opmaak van het financieel plan.

De vermelding van de naam van de externe deskundige die bijstand heeft verleend bij de opmaak van het financieel plan is een verplichting die werd ingevoerd in het kader van het nieuwe WVV.

Toen al rees de vraag of die vermelding kon leiden tot een mogelijke aansprakelijkheid van de externe deskundige.

Geen aansprakelijkheid t.a.v. de curator

De vordering tot oprichtersaansprakelijkheid wordt in de regel ingesteld door de curator van een failliete vennootschap. Luidens de tekst van de wettelijke bepalingen inzake de oprichtersaansprakelijkheid kan de curator zich uitsluitend richten tot de oprichters.

De curator heeft m.a.w. geen vorderingsrecht op de externe deskundige die bijstand heeft verleend bij de opmaak van het financieel plan.

Aansprakelijkheid t.a.v. de oprichters?

In de rechtspraak werd recent geoordeeld of de accountant ten opzichte van de oprichters aansprakelijk kon worden gesteld voor de opmaak van een gebrekkig financieel plan.

In het concrete geval was een vennootschap ongeveer anderhalf jaar na haar oprichting failliet verklaard. De curator was van oordeel dat de vennootschap bij de oprichting onvoldoende was gekapitaliseerd, en hij stelde een aansprakelijkheidsvordering in tegen de oprichters. De oprichters werden finaal ook effectief veroordeeld op basis van hun oprichtersaansprakelijkheid.

In het kader van de procedure opgestart door de curator, probeerden de oprichters hun aansprakelijkheid af te schuiven op de accountant die hen had bijgestaan bij de opmaak van het financieel plan. In een vonnis van de Ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Dendermonde, van 18 oktober 2021 werd geoordeeld dat de accountant de oprichters ten belope van 50 % van hun aansprakelijkheid diende te vrijwaren.

Deze veroordeling werd echter ongedaan gemaakt in een arrest van het Hof van Beroep te Gent van 17 april 2023.

Accountant heeft controle- en adviesplicht

Uit het arrest van het Hof van Beroep te Gent blijkt dat het hof de aansprakelijkheid van de accountant principieel niet uitsluit. De accountant heeft ten aanzien van zijn klanten immers een onderzoeks- en adviesplicht.

Volgens het hof houdt de bijstand bij de opmaak van het financieel plan een dubbele verplichting in:

  • een beperkte controleplicht inzake de juistheid en volledigheid van de aangereikte informatie, en
  • een adviesplicht inzake de inhoud van het plan.

Exoneratie voor controleplicht mogelijk

In het arrest kwam het onderzoek naar de uitvoering van de controleplicht niet aan bod. Het hof oordeelde immers dat de accountant zich had bevrijd van die aansprakelijkheid via een zogenaamd “exoneratiebeding”. In het voorliggende geval had de accountant volgend beding opgenomen:
“Deze opdracht werd door ons uitgevoerd volgens de regels van de kunst en op basis van de gegevens die u als opdrachtgever hebt bezorgd. Zoals we u reeds konden mededelen, hebben wij niet de mogelijkheid om de door u medegedeelde informatie grondig te toetsen en kunnen wij bijgevolg niet aansprakelijk gesteld worden, noch rechtstreeks noch onrechtstreeks, voor de eventuele schade die door foutieve en/of onvolledige informatie zou veroorzaakt zijn.”

Uitvoering adviesplicht vergt appreciatie van de concrete feiten

Bij de beoordeling van de adviesplicht gaat het hof vrij uitgebreid in op de concrete feitelijke omstandigheden. Op basis van de diverse stukken die de accountant had voorgelegd, meende het hof finaal dat de accountant had voldaan aan zijn adviesplicht t.a.v. de oprichters. Er werd o.m. rekening gehouden met volgende elementen:

  • mails en nota's waarin werd gewezen op mogelijke liquiditeitsproblemen kort na de oprichting, o.a. op basis van een onrealistische inschatting van het klantenkrediet;
  • de herhaalde aanpassingen van het ontwerp van het financieel plan, waarbij telkens aanpassingen werden gedaan aan de wijze van financiering;
  • het gegeven dat de oprichters ook werden bijgestaan door een adviseur van hun bank, met wie overleg werd gepleegd over de financiering.

Het hof stelde tenslotte ook vast dat de oprichters blijkbaar kost wat kost de vennootschap wilden oprichten, ondanks de gekende liquiditeitsrisico's. In die omstandigheden konden de oprichters hun eigen nalatigheid niet afwentelen op de accountant, aldus het hof.

Conclusie

Het arrest van het Hof van Beroep te Gent toont aan dat de controle- en adviesplicht van de accountant heel ernstig wordt genomen. Uit de beoordeling blijkt verder dat de bewijsplicht omtrent het uitvoeren van de controle- en adviesplicht grotendeels bij de accountant zelf wordt gelegd. Het is m.a.w. de accountant die moet aantonen dat hij zijn klanten afdoende heeft geïnformeerd. Dit onderstreept nogmaals het belang van een goede onderbouw en documentatie van een opdracht door de accountant.

Een exoneratiebeding kan de accountant weliswaar helpen om te ontsnappen aan zijn aansprakelijkheid, maar dit zal enkel kunnen wanneer de accountant wel degelijk kan aannemelijk maken dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Een exoneratiebeding zal daarentegen niet kunnen ingeroepen worden om de kennelijk foutieve uitvoering van een opdracht in te dekken.

Altijd toegang tot up-to-date betrouwbare info? Ontdek monKEY, de kennisbank voor tax- en accountancy professionals.

 → Ontdek MonKEY
Back To Top