btw-handeling dropshipping
Fiscaliteit & Accounting26 mei, 2021

Welke btw-handeling is van toepassing bij dropshipping?

Belgische btw-plichtigen kunnen zich sinds 1 april 2021 op Intervat registreren voor de nieuwe OSS-regelingen. Intussen is ook de wet gepubliceerd die o.m. de nieuwe btw-regels voor intracommunautaire afstandsverkopen in het Btw-wetboek invoert met ingang vanaf 1 juli 2021. Verkopers die hun goederen vanuit België verzenden naar een andere lidstaat, moeten voortaan de btw van de lidstaat van aankomst aanrekenen als de klant geen btw-nummer opgeeft (met uitzondering van ‘micro-ondernemingen’). Die buitenlandse btw kunnen ze dan in België via de OSS-Unieregeling aangeven. Online verkopen wordt daardoor in principe veel gemakkelijker.

Maar die vereenvoudiging is zeker niet van toepassing op alle webshopverkopen. Zo valt dropshipping in principe uit de boot. Daardoor blijven btw-registraties in de lidstaten van aankomst van de goederen nodig. Dat blijkt toch uit een antwoord van de minister.

Wat is dropshipping?

Dropshipping komt in de e-commerce zeer vaak voor. Het is een bijzondere vorm van e-commerce, waarbij de webshopverkopers de producten die ze aanbieden, niet zelf op voorraad hebben. Als de klant een goed bestelt, duwt de webshopverkoper die bestelling door naar zijn leverancier. En vaak vraagt hij meteen ook aan die leverancier om het goed te verzenden naar zijn klant. Er is dus sprake van een A-B-C-verkoop waarbij de goederen rechtstreeks worden vervoerd van bij A naar C, een kettingverkoop dus. En het is al langer gekend dat bij meerdere eigendomsoverdrachten maar slechts één vervoer van de eerste verkoper naar de laatste koper, het vervoer van de goederen maar aan één van die leveringen kan worden toegewezen. En hoewel Europa in 2020 met een van de vier quick fixes een antwoord gaf op de vraag aan welke levering het vervoer moet worden toegewezen, creëert het nu schijnbaar opnieuw een probleem met de definitie van intracommunautaire afstandsverkopen.

Regeling voor verkopen op afstand

De huidige regeling voor ‘verkopen op afstand’ – de btw wordt verschuldigd in de lidstaat van aankomst van het vervoer –, is ingevoerd als afwijking op de regel dat de btw in de lidstaat van vertrek verschuldigd is. Dat moest vermijden dat leveranciers die verkopen aan particulieren, en ervoor zorgen dat de goederen worden verzonden of vervoerd naar hun klanten in andere lidstaten, zich zouden vestigen in een lidstaat met een laag btw-tarief. Dus stelt de regeling als één van de voorwaarden dat het vervoer van de goederen moet gebeuren door of voor rekening van de verkoper. Heel wat ondernemers die goederen via hun webwinkel verkopen aan particulieren in andere lidstaten, ontweken de regeling van de verkopen op afstand door op hun website aan de kopers de mogelijkheid te bieden om met een transporteur een vervoersovereenkomst te sluiten.

Aangezien het vervoer in dat geval gebeurt door of voor rekening van de koper, is de bijzondere regeling voor verkopen op afstand niet van toepassing en kan de leverancier de btw aanrekenen van de lidstaat van waaruit hij de goederen verzendt. De fiscus heeft dat probleem aangekaart bij het Btw-comité. Daarin waren bijna alle lidstaten het erover eens dat voor de regeling afstandsverkopen, met de term ‘vervoer voor rekening van de verkoper’ elk transport bedoeld is waarbij de verkoper rechtstreeks of onrechtstreeks tussenkomt.

Die regel blijft gehandhaafd. In de nieuwe regeling vanaf 1 juli 2021 is er sprake van een intracommunautaire afstandsverkoop als onder meer de goederen worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de verkoper, ook als de verkoper (slechts) indirect tussenkomt bij het vervoer of de verzending van de goederen. Die bepaling is de overname van artikel 14, lid 4, 1 btw-richtlijn waarmee de Europese wetgever de genoemde conclusie van het Btw-comité in de btw-richtlijn heeft opgenomen. Maar dan is de vraag wanneer er sprake is van een indirecte tussenkomst bij het vervoer?

Voorbeeld van btw-verplichtingen bij dropshipping

Terug naar onze kettingverkoop. Stel dat onze Belgische btw-plichtige (B) op zijn webshop een bestelling ontvangt van een Nederlandse particuliere klant (C) en die bestelling doorduwt naar zijn Duitse leverancier (A) en aan die laatste vraagt de goederen naar zijn klant in Nederland te verzenden. Dan is er sprake van een A-B-C-verkoop waarbij het vervoer gebeurt door of voor rekening van A. Is dan de levering A-B een gewone intracommunautaire levering (geen afstandsverkoop want de koper is een btw-plichtige met btw-nummer) van Duitsland naar Nederland waarbij de Belgische btw-plichtige (B) in Nederland voor de btw moet registreren om de intracommunautaire verwerving aldaar te kunnen aangeven? Of is de Belgische verkoper indirect tussengekomen bij het vervoer naar zijn klant (C) en verricht hij vanuit Duitsland een afstandsverkoop, waarop hij dus Nederlandse btw moet aanrekenen die hij via de OSS-Unieregeling kan voldoen?

Die vraag werd ook voorgelegd aan de minister in de Kamercommissie Financiën tijdens de bespreking van het wetsontwerp over de OSS-regelingen. Een antwoord kon niet onmiddellijk gegeven worden en werd nadien schriftelijk bezorgd en in het verslag van die vergadering opgenomen.
 
De minister van Financiën bevestigt dat als het vervoer wordt verricht door of voor rekening van A, het enkel kan worden toegerekend aan de levering door A aan B, vermits B de enige is waarmee A contracteert. De bepaling in artikel 1, § 19 Wbtw (indirecte tussenkomst door de verkoper bij het vervoer) is volgens de minister geschreven vanuit het perspectief van een tweepartijenrelatie tussen een verkoper en een afnemer. In het voorbeeld is er sprake van een driepartijenrelatie. En als de levering door de Duitse onderneming A aan de Belgische btw-plichtige B de levering met vervoer is, dan is de verkoop door de Belgische btw-plichtige B aan de Nederlandse particuliere klant C een ‘levering zonder vervoer’ (het vervoer is er natuurlijk wel maar wordt btw-technisch niet toegeschreven aan de relatie B-C), die om die reden nooit als een intracommunautaire afstandsverkoop beschouwd kan worden (want die regeling veronderstelt vervoer).

Dus kan in dit voorbeeld de Belgische btw-plichtige B geen gebruik maken van de OSS-Unieregeling en moet hij in Nederland een btw-nummer aanvragen om zijn intracommunautaire verwerving daar te rapporteren. Bovendien is zijn levering aan de Nederlandse particulier een lokale levering zonder vervoer in Nederland (waar de goederen ter beschikking worden gesteld van de afnemer), waarover hij Nederlandse btw moet aanrekenen en voldoen via zijn Nederlandse btw-aangifte. En als die Belgische btw-plichtige op die manier goederen verkoopt aan particulieren in 25 lidstaten? Dan moet hij zich in principe in al die lidstaten voor de btw registreren en daar periodieke btw-aangiften indienen.

Kan B dat vermijden door zelf het vervoer te regelen in plaats van het aan zijn Duitse leverancier te vragen? Nee, want in dat geval steekt het onweerlegbare vermoeden van artikel 14, § 5 Wbtw de kop op. Dat is één van de vier quick fixes die werden ingevoerd op 1 januari 2020. Als in een A-B-C-verkoop het vervoer gebeurt door of voor rekening van B, dan geldt er een onweerlegbaar vermoeden dat het vervoer moet worden toegewezen aan de relatie A-B, zolang B geen btw-nummer opgeeft dat hem is toegekend door de lidstaat van waaruit de goederen worden vervoerd. In ons voorbeeld is het logisch dat de Belgische btw-plichtige B de goederen aankoopt op zijn Belgisch btw-nummer, terwijl de goederen in Duitsland vertrekken.

Volgens de minister moet op een intracommunautaire ketentransactie waarbij het vervoer gebeurt door of voor rekening van B, in eerste instantie artikel 14, § 5 Wbtw worden toegepast om te bepalen in welke relatie het vervoer plaatsvindt. Dus is in ons voorbeeld dat onweerlegbare vermoeden van toepassing. En de levering door de Duitse onderneming A aan de Belgische btw-plichtige B is dus de ‘levering met vervoer’, vanuit Duitsland naar Nederland. Daardoor moet B in Nederland een intracommunautaire verwerving aangeven en Nederlandse btw aanrekenen op zijn aldaar verrichte lokale levering zonder vervoer. En noch die intracommunautaire verwerving, noch de lokale verkoop, kan in de OSS-Unieregeling gerapporteerd worden, zoals eerder al gezegd. De Belgische btw-plichtige B moet bijgevolg een Nederlandse btw-registratie hebben en Nederlandse btw-aangiftes indienen.

Wat met afstandsverkopen van goederen die uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerd zijn?

Heel wat webshopverkopers zijn hoogst verbaasd en kunnen bijna niet geloven dat die gevallen van dropshipping, die een aanzienlijk deel van de e-commerce uitmaken, niet onder de OSS-regeling gerapporteerd kunnen worden. Een vergetelheid van Europa? Of doelbewust om de kleinere spelers, die vaak met dropshipping werken omdat zij niet de middelen hebben om voldoende voorraden aan te houden, te benadelen ten opzichte van de grote spelers die vanuit hun eigen voorraden leveren?

De vraag die nu nog open staat, is of voor artikel 1, § 20 Wbtw nieuw (afstandsverkopen van goederen die uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerd zijn) dezelfde redenering moet worden gevolgd. Als ook die bepaling enkel van toepassing is bij een tweepartijenrelatie, dan zou bij dropshipping waarbij de goederen door of voor rekening van A (de leverancier van de Belgische webshop B) worden verzonden van buiten de EU naar C in de EU (de particuliere klant van de Belgische webshop), de levering A-B de ‘levering met vervoer’ zijn. Met als gevolg dat B in de lidstaat van aankomst een lokale levering aan C verricht zonder vervoer, waarop hij dus de btw van de lidstaat van aankomst moet aanrekenen, en die hij niet onder de OSS-Unieregeling, noch onder de IOSS-regeling kan aangeven.

Auteur

Jurgen Opreel, Managing partner De btw-lijn en auteur voor Fiscale Actualiteit.

Back To Top