Wolters Kluwer heeft veel topprofessionals aan zich weten te binden. Professionals die toonaangevende publicaties op hun naam hebben staan en dit weten te combineren met andere (maatschappelijke) functie(s) en hun privéleven. Wat zijn hun drijfveren en hoe weten zij deze rollen te combineren. Deze keer een vraaggesprek met Sigrid Hemels; staatsraad in de Afdeling advisering van de Raad van State, hoogleraar belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Sigrid Hemels: "Je schrijft om gelezen te worden"
Sigrid Hemels
Specialisatie: |
‘Alles wat met belastingen te maken heeft, vind ik interessant. Ik probeer altijd uit hokjes te blijven. Ik heb belangstelling voor niches als kunst en cultuur, informatie-uitwisseling, gender equality en tax, maar het is daartoe zeker niet beperkt. Dus bij de Raad van State zit ik goed, want hier zie je alle wetgeving voorbijkomen.’ |
Bij Wolters Kluwer: | Lid van de redactiecommissie en kleine redactie van het Weekblad Fiscaal Recht (WFR), auteur van verschillende hoofdstukken over informatie-uitwisseling in Terra/Wattel European Tax Law. |
Favoriete publicatie: |
‘“Mecenaat en fiscus. Fiscaal aantrekkelijk steunen van kunst & cultuur in heden en verleden” is mij dierbaar. Ferdinand Grapperhaus (1927-2010), fiscalist en oud-staatssecretaris van Financiën, had mij gevraagd om dit met hem te maken ter gelegenheid van het 70-jarige bestaan van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Hij zou zich op de illustraties richten en ik zou een oudere tekst van hem bewerken en uitbreiden. We hebben er veel gesprekken over gevoerd. Maar voordat we echt konden beginnen, is hij overleden. Deels wist ik welke illustraties hij wilde, deels heb ik illustraties zelf moeten zoeken in lijn van wat ik dacht dat hij gewild zou hebben. Het is een mooi boekje geworden met prachtige illustraties. Voor mij is het ook een eerbetoon aan Ferdinand Grapperhaus. Wolters Kluwer heeft het uitgegeven en een deel van de opbrengst ging naar het Prins Bernhard Cultuurfonds.’ |
Hoe werd u auteur?
‘Ik heb altijd al geschreven. In de schoolkrant op de lagere en middelbare school. En ik stuurde wel eens verhaaltjes naar Studio Jong, de toenmalige kinderrubriek op de achterkant van de KRO-gids die we thuis hadden, die gepubliceerd werden. Al heel jong merkte ik dat het leuk was als de dingen die je schrijft geplaatst worden. Op de middelbare school had ik handvaardigheid als achtste vak. Mijn eindexamenwerkstuk ging over de relatie tussen het werk van Gaudí en Hundertwasser. Dat had ik zelf bedacht, er was geen literatuur over. Ik had een geweldige docent handvaardigheid. Hij vroeg me het werkstuk te bewerken tot een artikel. Dat verscheen in een vaktijdschrift voor docenten beeldende vakken. Dat was mijn eerste echte publicatie. Het is belangrijk om door iemand geënthousiasmeerd te worden.’Hoe kwam uw eerste fiscale publicatie tot stand?
‘Toen werd ik ook aangemoedigd. Ik begon in april 1999 als junior docent aan de Universiteit Utrecht. Na een aantal maanden zei professor Van Mens: “Je moet af en toe wat publiceren. Schrijf gewoon eens een artikel over waar je mee bezig bent.” In die tijd waren energiebedrijven net belastingplichtig geworden. Daar was ik mee bezig bij Meijburg, waar ik ook werkte. Toen schreef ik een artikel over hoe het goodwillverbod zich verhoudt tot het totaalwinstbegrip. Het werd in december 1999 gepubliceerd in het Weekblad Fiscaal Recht. Mensen lazen dat, er werd op gereageerd. Ik vond onderwijs leuk, maar publiceren ook. Daarom ben ik in 2001 overgestapt naar de Universiteit Leiden waar ik naast het geven van onderwijs een proefschrift kon schrijven. Dat ging over fiscale faciliteiten voor kunst en cultuur.’
Wat heeft het auteurschap u gebracht?
‘Ik beleef er veel plezier aan. Het creatieve proces vind ik leuk. Je leest iets of je hoort iets en dan gaan er wat radertjes bewegen in je hoofd. Dan ga je zoeken, lezen, je schrijft wat en je bespreekt het met anderen. Ik vind het fijn om concept-teksten met anderen te bespreken. Zij kunnen het aanscherpen. En soms loopt het anders dan je denkt. Dan denk je: het wordt een klein stukje en dan groeit dat zomaar uit tot een groot artikel.’
Besteedt u een groot deel van uw tijd aan het auteurschap?
‘Dat kan niet, want ik ben vier dagen staatsraad en maar een dag in de week hoogleraar. Schrijven doe ik vooral in mijn eigen tijd. Ik vind het leuk, dus besteed ik er tijd aan. Het heeft ook te maken met keuzes. Ik doe bijvoorbeeld niet aan Facebook, Instagram of Twitter, dat scheelt veel tijd. En ik sport niet. Ik fiets alleen functioneel, met mijn vouwfiets van het station naar mijn bestemming. Eigenlijk ben ik altijd wel iets aan het schrijven. Men kent mij in Nederland als iemand die zich met goede doelen, kunst en belastingen bezighoudt. Maar internationaal ziet men mij als iemand die zich bezighoudt met Europees belastingrecht. Daar komen soms heel andere thema’s bij. Ik houd me graag bezig met het brede belastingrecht. In Zweden heb ik mij als gasthoogleraar aan de Universiteit van Lund bijvoorbeeld beziggehouden met gender en taxation.’U publiceerde ook over man-vrouwverhoudingen.
‘In Zweden is het denken daarover verder dan in Nederland. Collega’s daar en in het dicht bij Lund gelegen Denemarken zijn er heel alert op dat congresorganisatoren zorgen voor een evenwichtige verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke sprekers. Afgelopen zomer las ik in het Weekblad Fiscaal Recht een verslag van een bijeenkomst over de toekomst van de inkomstenbelasting met, op een notuliste na, louter mannelijke deelnemers. Een kandidaat-notaris vertelde mij dat er een dag later een wwft-bijeenkomst was geweest voor het notariaat met louter mannelijke sprekers. In het Weekblad Fiscaal Recht heb ik vervolgens een artikel geschreven over dergelijke zogeheten ‘manels’. Ik wilde het vanwege het onderwerp graag breder delen en op LinkedIn zetten. Wolters Kluwer begreep het belang van dit maatschappelijke thema en heeft het stuk breder beschikbaar gesteld. Dat waardeer ik zeer. Vervolgens heb ik op verzoek van een redacteur van het Kluwer International Tax een Engelstalig blog over dit onderwerp gepubliceerd. Ik wil een constructieve bijdrage leveren aan het debat. Het gaat om bewustwording: we kunnen dit met z’n allen oplossen.’
Wat is uw tip voor jongere auteurs?
‘Het leuke van publiceren is dat mensen het lezen en vaak inhoudelijk reageren. Dat scherpt je gedachten. Ik zeg vaak tegen promovendi: wees niet alleen bezig met je proefschrift, maar schrijf ook artikelen over onderdelen van je proefschrift. Een proefschrift is langetermijnwerk. Je krijgt soms een dip. Dan is het fijn om een artikel te publiceren, want dan heb je een succes op korte termijn. Dat is bemoedigend. Bovendien kun je in een artikel een beetje uitproberen hoe een onderwerp valt. En je bouwt naamsbekendheid op. Mensen zien dat dit jouw onderwerp is. Soms zeggen promovendi dat ze al hun energie nodig hebben voor hun proefschrift. Maar artikelen publiceren gaat niet ten koste van je proefschrift, het is eerder een verrijking.’
Wat maakt iemand een goede auteur of redacteur?
‘Een goede auteur weet nieuwe invalshoeken te vinden en kan complexe fiscaliteit goed duiden. Ik ben dankbaar dat er mensen zijn die lastige fiscaal-technische onderwerpen helder kunnen beschrijven. Als lezer leer je daar iets van. Ook vind ik het fijn als mensen zelf iets toevoegen aan het bouwwerk van de fiscaliteit. Voor redacteuren vind ik het belangrijk dat ze auteurs enthousiasmeren en begeleiden. En dat ze, als ze iets niet publiceren, uitleggen waarom die beslissing genomen is.’
Hoe kijkt u naar online publiceren?
‘Je hebt een veel groter bereik. Dat merk ik aan de reacties die ik krijg. Ik vind het zelfs jammer om te publiceren in een tijdschrift dat niet online beschikbaar is, want dan gaat je artikel toch een beetje verloren. Het fijne van digitalisering is dat je toegang hebt tot van alles en nog wat. Niet alleen wetenschappelijke artikelen, maar ook krantenartikelen. Voor mijn onderzoek naar de ‘No vote, no tax!’vrouwenkiesrechtbeweging heb ik veel Engelse en Amerikaanse krantenartikelen uit de negentiende eeuw geraadpleegd. Die vrouwen gebruikten de publiciteit over hun weigering om belasting te betalen zolang ze geen kiesrecht hadden nadrukkelijk om aandacht te krijgen voor hun zaak. Ook vind ik het fijn dat je dankzij de digitalisering overal kunt werken. Al moet ik toegeven dat ik zelf het liefst lees van papier. Sinds ik Vakstudienieuws niet meer thuisgestuurd krijg, print ik het soms. Daar voel ik me schuldig over. Ik probeer te wennen aan lezen op mijn iPad, maar het liefst lees ik een tijdschrift van kaft tot kaft. Ik ben voor de combinatie papier en online.’
Welke rol ziet u voor Wolters Kluwer als uitgever?
‘Een uitgever moet een podium bieden. Juist doordat we in Nederland gezegend zijn met goede fiscale uitgevers kan het fiscale vakgebied hier enorm bloeien. Dankzij de fiscale uitgevers is er een levendig fiscaal debat. Ook is er een dialoog tussen praktijk en wetenschap. Dat vind ik belangrijk. Wetenschappers moeten volgen wat er in de praktijk speelt en het is goed dat onze rechtspraak ook kijkt naar de literatuur. Verder vind ik het belangrijk om persoonlijk contact te hebben. Het is fijn als je weet wie de uitgever is en dat je merkt dat er betrokkenheid is.’U publiceerde ook over open access.
‘Uitgevers zullen moeten bedenken hoe ze willen omgaan met open access. Veel juridische uitgevers hebben informatie achter een betaalmuur, omdat niet alleen universiteiten afnemer zijn, maar ook commerciële bedrijven. Wetenschappers hebben echter steeds meer te maken met de universiteit die open accessverplichtingen oplegt en de uitgever die niet toestaat om artikelen open access te publiceren. Dan kom je in een spagaat tussen je werkgever en je uitgever, wat zeker voor jonge wetenschappers geen pretje is. Daarover schreef ik in 2022 in het Weekblad Fiscaal Recht. Ook dit artikel heeft Wolters Kluwer vrijelijk beschikbaar gesteld, omdat het maatschappelijk relevant is. Dat vind ik mooi. Ik denk dat universiteiten een dialoog moeten voeren met de juridische uitgevers. Wat goed werkt voor bijvoorbeeld de sociale wetenschappen is niet per se de goede weg voor de juridische wetenschappen. Voor juridische informatie is immers een commerciële markt, wat anders is dan bij wetenschapsgebieden waar vrijwel alleen universiteiten de tijdschriften afnemen. Beide zijden moeten nadenken over alternatieven.’Welke reactie op artikelen is u bijgebleven?
‘Ik krijg zoveel leuke reacties. Bijvoorbeeld naar aanleiding van het artikel over manels. Dat is veel gedeeld op LinkedIn. En naar aanleiding van het artikel over open access dat ik ook tot een opiniestuk in het Financieele Dagblad had bewerkt, zijn Kamervragen gesteld. Ook is het leuk als je opeens wordt genoemd door een advocaat-generaal. Over de drie hoofdstukken in het net verschenen Terra/Wattel European Tax Law werd ik al aangesproken door een Belgische collega op een congres in Wenen. Ik vind dat mooi. Je schrijft om gelezen te worden.’Tekst: Wilma van Hoeflaken
Fotografie: Arjen Hooij